skip_to_content
(NL)

De stad hertekenen, nu kan het

11/06/2020Gideon Boie

Na weken lockdown is niets noemenswaardigs gebeurd om social distancing in de openbare ruimte te faciliteren. Ziekenhuizen creëren in een oogwenk extra capaciteit voor intensivecarebedden. Huishoudens werden van de ene dag op de andere omgevormd tot online leerplekken en arbeidsplaatsen. Supermarkten worden vertimmerd om de toestroom van klanten te doseren en het kassapersoneel te beveiligen. In de stedelijke ruimte bleef alles eruitzien als in de goede oude tijd, met als enige verschil dat de straten er wezenloos stil bij liggen.

Als we spreken over de inrichting van de publieke ruimte, kennen de overheden enkel de taal van restrictie en repressie. De politie en buurtwachters zijn druk in de weer om de adviezen van virologen af te dwingen. Niet op het gras lopen, niet met de bal spelen, niet stilzitten, niet te dicht op elkaar lopen. Wie niet horen wil, krijgt een flinke boete. De aanpak heeft een goede reden, want de sterftecijfers liegen er niet om.

Het paradoxale resultaat van deze aanpak is dat wandelaars samengeduwd worden op voetpaden die vaak nauwelijks breder zijn dan de corona-norm van anderhalve meter. Het toppunt was wellicht het afsluiten van een brug over de Tervurenlaan in Brussel, deel van de populaire Groene Wandeling, omdat deze te smal bleek om social distancing te handhaven. Ook hier met het perverse resultaat dat wandelaars en fietsers zich stonden te verdringen aan de verkeerslichten bij een verlaten boulevard, op die plaats niet minder dan acht rijvakken en twee tramsporen breed. Elders werden parken simpelweg gesloten met het oog op dezelfde veiligheidsreden, ook hier met hetzelfde averechtse effect dat voetgangers samengedrongen worden op smalle voetpaden.

Als het op de inrichting van de stedelijke ruimte aankomt, dan is er voorlopig weinig positiefs te melden. Het is sprekend voor wat mobiliteitsexpert Kris Peeters het ‘voorruitperspectief’ genoemd heeft, dat een van de eerste maatregelen in het kader van covid-19 het opschorten van parkeerboetes was. Het gebeurde in Brussel, in Leuven en in Gent. De maatregel is paradoxaal, om niet te zeggen obsceen, toch in het licht van de boodschap om in je kot te blijven en enkel essentiële verplaatsingen te ondernemen.

Ondertussen circuleren beelden van steden over de hele wereld die straten openstellen voor fietsers en voetgangers, van Berlijn tot Bogota en Winnipeg. Zelfs in een autoverslaafd land als de VS wordt het roer omgegooid: New York, Oakland en vele andere steden. Het gaat niet om zware infrastructuurwerken, maar om verkeerskegels, nadarhekken en hoogstens een extra verfstreepje. Wenen installeerde een eenvoudige regel die sommige straten kwalificeren als woonerf. De lichte, tactische interventies spelen snel in op het veranderde evenwicht op straat en de roep om ook in verkeersinfrastructuur een veilige afstand te kunnen houden.

In België stellen minimale interventies de overheidsdiensten in staat om alles bij het oude te laten. Op enkele fietsroutes rond het koninklijk domein van Laken werd de wachttijd aan verkeerslichten aangepast met veertig seconden in het voordeel van fietsers – in normale tijden werd er bijna gevochten om vijf seconden extra. De enggeestige weldaad leidt de aandacht af van het verlaten straatbeeld, op die route minstens tweemaal drie rijvakken breed.

Over de buitenlandse voorbeelden twitterde mobiliteitsexpert Dirk Lauwers: ‘Het is geen kwestie van kunnen, maar van politieke wil.’ Ik betwijfel dat. De expertise is er, de politieke wil is er, maar de wereld zal eerst moeten vergaan vooraleer er nagedacht wordt over een herverdeling van de publieke ruimte. In theorie is het gemakkelijk om verandering af te dwingen in crisistijd. Heel veel oude gebruiken en gewoonten hebben we in geen tijd laten vallen in de strijd tegen covid-19, en maar goed ook. En toch lijkt de stad te overleven, nu veranderd in een wezenloze asfaltvlakte, wachtend om terug tot leven gewekt te worden.

De vraag is: hoe kan het dat de bestaande ruimtelijke ordening zich zo gemakkelijk reproduceert, ook al heeft die elke betekenis verloren in de strijd tegen een dodelijk virus? Het antwoord ligt niet in de (bio)macht, maar in het activisme. Het verkeersvrij maken van de centrale lanen in Brussel vroeg een jarenlange strijd, massale picknicks gaven uiteindelijk de genadeslag aan een oud regime. In de strijd tegen de Oosterweelverbinding in Antwerpen was een volksreferendum nodig. Vandaag blijft minimaal één zekerheid overeind: de strijd voor een gezonde stad was moeilijk in normale tijden en nog moeilijker in het corona-regime.

Gideon Boie / Architect, filosoof

Gepubliceerd in De Standaard, 15/04/2020